Moed, geluk en gesloten ogen – De toevallige ontmoeting bij DE OARE 2.0

Blog: Maayke Meijering

In het dagelijks leven komen we veel nieuwe, onbekende mensen tegen. Soms lijken ze op ons, vinden we direct overeenkomsten, soms ook zijn ze vooral anders. Nemen we de moeite om deze Ander te ontmoeten, te leren kennen, zijn verhaal te horen? Staan we voor hem open, of voelen we ongemak of zelfs angst? Misschien zijn we zelf wel de Ander en is de rest Gelijk. Welke impact kan zo’n toevallige ontmoeting op ons leven hebben? Daar gaat de community-voorstelling DE OARE 2.0 over.

Het begon voor Victoria Vergult (regisseur) en Detsje IJkema (productieleider) allemaal met inspiratieavonden rondom het thema ‘buiten de boot’, in de zomer van 2017. Uiteindelijk bleven tien Leeuwarders met een eigen, bijzonder verhaal over. Ieder van hen voelde zich anders, afwijken van de norm. Het idee voor de voorstelling DE OARE was geboren. De voorstelling zou in de zomer van 2018 in première gaan, maar werd door het noodlot getroffen: een week voor de eerste voorstelling brak er een grote brand uit op hun theaterlocatie, het oude belastingkantoor in Leeuwarden. Maar stoppen bleek geen optie: de spelers wilden door. Omdat de vorm van de voorstelling in grote mate samenhing met de locatie moesten Victoria, Detsje en de spelers opnieuw beginnen op een andere plek. Een half jaar later staat DE OARE 2.0 op de planken.

Samen met een tiental andere bezoekers neem ik plaats in een voorgereden taxibusje. Waar we heen gaan is ons onbekend. Door een koptelefoon hoor ik voetstappen, steeds maar lopend, lopend, lopend. Dan een stem van een jonge vrouw, met een licht Duits accent. Ze woont hier al lang, kent Leeuwarden door en door, maar blijft zich toch anders voelen. Een vreemde. Ze vertelt hoe ze door de stad loopt, wie ze tegenkomt onderweg. Wie zijn al die anonieme mensen? Wat speelt er zich af in hun leven? Zijn zij hetzelfde, zijn ze anders?

Ondertussen rijdt onze taxi ogenschijnlijk kriskras door de stad. Ik luister naar De Stem, ben onbewust op zoek naar al die mensen die ze beschrijft. Loopt het meisje met haar grote roze tas daar een winkel in? Of de dame op krukken: tik tik tik. Zie ik haar daar op de stoep? De Stem vertelt: “Ik loop op het ritme van haar stokken, ze kijkt me aan en schudt ‘nee’. Betrapt.” Ik glimlach wanneer een vrouw met twee stevige Bassethonden drie meter naast het zebrapad op haar dooie akkertje oversteekt en de taxi even stil moet houden. Ze kijkt verstrooid op. Wat is haar verhaal?

Stap voor stap / struikelend, rennend, botsend / Houden we ons staande / met ons verhaal stevig vastgeklemd / onder de jas / In een tas van plastic / op de fiets of diep weggestopt in een binnenzak.

De stad is ons decor / De straten een vlechtwerk van secure toevalligheden / en onbedoelde ontmoetingen.

Wanneer we even later door een woonwijk rijden kijk ik naar binnen bij de huizen waar de gordijnen nog open zijn. Diorama’s van Het Nederlandse Gezinsleven. Het is een momentopname waarachter persoonlijke verhalen schuilgaan. Geluk, eenzaamheid, schoonheid, pijn, inspiratie, dagelijkse zorgen. De façade doorprikken – bij jezelf én een ander – is niet altijd eenvoudig. Daarvoor is moed nodig, moed en een beetje geluk. Moed is ook nodig voor de spelers van De Oare 2.0, die (in twee elkaar afwisselende teams) hun verhalen vertellen tijdens de voorstellingen. Met de taxi komen we aan bij de autowerkplaats van een oude ambachtsschool, daar ontmoeten we de spelers in vier rondes.

Ik ontmoet Trijnie, een vrolijk uitziende vrouw met grijs krulletjeshaar, in een volledig in bubbeltjesplastic ingepakte ruimte. Het knerpt aangenaam onder de voeten, ik hups op uitnodiging van Trijnie expres wat heen en weer om de bolletjes te laten knappen. Het plastic, vertelt Trijnie, lijkt eigenlijk wel wat op haar lichaam. Van buiten ziet het er goed uit, maar van binnen gaat alles kapot, staat het op knappen. Al jaren is ze kind aan huis in het ziekenhuis. Het baliepersoneel kent haar bij naam. Ze heeft de kankerafdeling vaker van binnen gezien dan haar lief is. Die afdeling heet niet voor niets afdeling Z, grapt ze, naar de laatste letter in het alfabet. Verder kan je niet. Op die afdeling besloot ze op een zeker moment haar haar af te scheren. Het was een confronterend moment. In de spiegel herkende ze ineens haar kale vader, die aan kanker overleed. Voor ik, met een brok in de keel, verder ga naar de volgende ontmoeting, krijg ik van Trijnie een stukje bubbeltjesplastic mee. Voor als mijn handen bezig moeten zijn en ik even niks meer te zeggen heb.

Niks zeggen staat toevallig ook centraal tijdens de tweede ontmoeting. In een geheel donkere kamer ontwaar ik een schim achter een computerscherm. Op een tweede scherm zie ik tekst verschijnen in een chatprogramma: “Welkom! Ik vind het makkelijker om te chatten dan met mensen te praten. Chatten jullie ook weleens?” De jonge vrouw tegenover me, Dorine, werd vroeger veel gepest. De onzekerheid die ze daaraan overhield weerhoudt haar ervan om ‘in het echt’ een gesprek aan te knopen. Door te chatten komt ze toch in contact met veel nieuwe mensen. Ze zingt trouwens ook veel liever dan dat ze praat. Of we zin hebben om met haar mee te zingen? Eerst zachtjes, een beetje onzeker, maar daarna steeds krachtiger vult haar stem de kleine ruimte:

Dit is voor de misfits, die je her er der alleen ziet staan (…),

            In het donker kan ik jou niet zien, maar ik weet dat jij daar staat,

            En ik hef het glas op jouw gezondheid, want jij staat niet alleen…

De coupletten laat ik aan Dorine over, maar ik zing het refrein graag voluit met haar mee:

            Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen!

Ik ga met een glimlach op mijn gezicht op zoek naar mijn volgende kennismaking. Dat is de 81-jarige Harry, die realistisch in het leven staat: “Dat betekent dat je meer verleden achter je hebt, dan toekomst voor je.” Maar erg is dat niet. Harry bestaat als het ware uit twee personen, de Harry die tegenover mij aan tafel zit, en zijn geest, die in gedachten verzonken ergens rondzweeft in Niemandsland. Wanneer het zijn tijd is zal de ene Harry ophouden te bestaan, maar de andere Harry zal dan voor altijd thuis zijn in dat Niemandsland. Maar voordat het zover is, heeft Harry nog een bucketlist – dat woord heeft hij net geleerd. Met stip bovenaan staat dirigeren: leidinggeven aan een groot orkest én een groot koor. Prachtig lijkt ‘m dat, vooral de stilte die valt na de laatste noot. Die stilte mag best twintig seconden duren, zo lang hij als dirigent zijn beide armen nog omhooghoudt. En dan die ontlading daarna, van hemzelf, het orkest, het koor en de zaal tegelijkertijd. Kippenvel! Bij ons afscheid krijg ik het gedicht Niemandsland van Gerrit Komrij mee:

(…) Mijn ik onttrok zich stiekem aan mijn blik / Ik was mijn ik soms zelfs volkomen kwijt.

Steeds vaker ging mijn ik alleen op stap / Op weg naar onuitsprekelijke zaken (…).

Tot slot ontmoet ik de Afghaanse Zarmina, in een ruimte die lijkt op haar oude huis, met tapijten op de grond. Op sokken neem ik plaats, met een kop thee in de hand. Vroeger, in Afghanistan, woonde ze samen met haar hele familie. Nadat haar broers getrouwd waren, was zij verantwoordelijk voor de zorg voor haar ouders. Nu ze gedwongen in Nederland is – ze was niet langer veilig voor de Taliban – woont ze helemaal alleen. Wanneer ze brieven schrijft aan haar moeder, of skypet, liegt ze dat het goed met haar gaat. Ze wil haar zieke moeder niet onnodig ongerust maken, bang dat haar bloeddruk nog hoger wordt. Maar de eenzaamheid is slopend en het gevoel er hier niet bij te horen gaat maar niet weg. Zarmina droomt van teruggaan naar haar thuisland en haar familie weer in de armen te sluiten. Om haar moeder te betrekken bij DE OARE 2.0 vraagt ze mij en andere bezoekers een kaart voor haar te ondertekenen.

Hello from Fryslân / Feel better / Greetings from The Netherlands / I’m thinking of you / Love

 

In de gezamenlijke middenruimte zie ik het gezicht bij De Stem uit de taxi: Elisa. Ze zegt eerst niets, kijkt ons alleen aan. Dan legt ze voorzichtig onze hand voor onze ogen. We zullen veel stille poëten tegenkomen in ons leven, zegt ze. Die stille Ander heeft een reden om stil te zijn. Zij laten zich niet altijd zien, houden zich op de achtergrond. Maar ook hun verhaal is van belang. Om hun verhaal te horen moeten wij zelf stil zijn. Wanneer we tijdens zo’n ontmoeting niet onze ogen, maar onze oren gebruiken, kunnen we daadwerkelijk contact maken met de Ander, met de ‘Oare’. En vergeet niet, er schuilt zo’n stille poëet, een Ander, in ons allemaal.